mijn begin van alles


MIJN BEGIN VAN ALLES

24.03–02.06.2024

 

Toon Laurense

Piet Hein Eek

Jeroen van Veen

 

Mede mogelijk gemaakt door:

Mondriaan Fonds

Provincie Limburg

Gemeente Venray

 

Odapark centrum voor hedendaagse kunst

Merseloseweg 117 Venray www.odapark.nl

 

Vier weken voor de opening sprak curator Joep Vossebeld met Toon Laurense over schilderen, het koesteren van het onbekende en de nieuwe samenwerking met Jeroen van Veen en Piet Hein Eek. 

 

Jouw ‘begin’ ligt hier vlakbij…

‘Klopt, ik ben geboren in Oostrum en heb er het eerste half jaar van mijn leven gewoond. Daar weet ik natuurlijk niks meer van, maar later kwam ik hier regelmatig omdat de familie van mijn vaders kant er woonde. Mijn opa had een schildersbedrijf in Venray, in de Hofstraat. Later begon tante Riek in het ouderlijk huis een winkeltje met verfspullen en andere kunstenaarsbenodigdheden. Zo’n ouderwetse winkel met schapjes en kasten vol laatjes met verftubes.’

 

Er was al vroeg een link tussen schilderkunst en Venray voor jou?

‘Deze plek zit toch ergens diep in mijn systeem opgeslagen. Je kwam achterom binnen, waar ooit het schildersbedrijf zat. Via het huis liep je dan naar dat winkeltje van mijn tante. Daar kwam ik graag als klein kind, er moet daar toch ergens een basis gelegd zijn.’

 

‘Het begin van alles?’

‘Die titel, “Mijn begin van alles”, kwam zomaar bij me op. Het begin associeer ik heel letterlijk met geboorte. Het heeft iets met je roots te maken, waar je vandaan komt en wat dat betekent in je leven. Hoe het zijn afdruk nalaat in jouw kern als mens. Dat kan heel eenvoudig zijn, zoals die herinnering aan de winkel van tante Riek.’

 

Denk je vaak aan dat begin?

‘De laatste tijd ben ik daar intensiever mee bezig dan vroeger. “Mijn begin”. Het heeft ook wel iets nostalgisch.’

 

Wat is schilderen voor jou?

‘Een reis. Dat is het eerste woord dat opkomt. Het overwinnen van angst. Wanneer het onbekende een geschenk wordt. Aan de ene kant wil je iets zeggen met je verf, het een plek geven. Het is wat lucide, want het is een niet bestaand iets dat je een plek wilt geven. Daar zit een blijvende uitdaging in, omdat het een niet oplosbaar proces is. Het gaat over bescheidenheid én de megalomane kennis van alles. Schilderkunst is iets maken vanuit onzekerheid en kwetsbaarheid. Tegelijkertijd doe je een gooi naar het omvatten van alles: een kosmische totaliteit. Daarmee is het ook een soort verslaving.’

 

Wat maakt het verslavend?

‘Vanwege de onbekendheid van de uitkomsten. Er ontstaat een wereld die niet bestaat behalve op het doek, maar waar ik wel eindeloos in wil zijn. Waarin ik word uitgenodigd om samen te zijn. Met mezelf; maar ook met anderen, het is een vorm van communiceren. Het is een energie die zich verbindt met elkaar. Elk vlekje verf is een moment waar energie elkaar opzoekt, tegen elkaar botst, in elkaar opgaat, vermengt. Ik zie het meer als een dans waarin de verf beweegt. Op elkaar afgestemde bewegingen die ook weer in het kijken oplossen.’

 

Je omschrijft vooral de verwondering over wat je met verf kan doen..

‘Dat is een mooi gevoel, verwondering, daar word ik wel gelukkig van. Tegelijkertijd begint het dus met het overwinnen van de angst voor het onbekende. Of het nou reisangst, schildersangst, of doodsangst is. Het is de basis voor levenskracht. ’

 

Schildersangst is een nieuw woord geloof ik…

‘Ik denk dat iedere schilder dat wel herkend. Een nieuw leeg doek confronteert je met “het niets”.’

 

Was schilderkunst altijd al zo belangrijk voor jou?

‘Dat heb ik moeten ontdekken. Na de middelbare school ben ik eerst naar de universiteit geweest voor filosofie en wiskunde. Achteraf een beetje vanuit een bijna kinderlijke oplossingsgerichte vraag: “Hoe zit het met het leven? Ik snap er niks van, leg het me even uit.” Maar bij filosofie kwamen er vooral veel vragen bij, ik raakte er echt de kluts kwijt. Toen ging ik wiskunde doen, logica, om de controle terug te vinden. Dat was helemaal gekmakend. Daarna kwam ik in de punkscene terecht, daar ontmoette ik mensen van de kunstacademie in Den Bosch en ben ik zelfstandig objecten gaan maken en expressie gaan geven aan alle verzetsgevoelens die in mij zaten.’

 

Waar kwam dat verzet vandaan?

‘Vooral een verzet tegen de kleinburgerlijke omgeving waar ik in opgroeide. Mijn ouders waren keurige mensen, en die hadden dan een zoon die al op z’n veertiende in communes verkeerde en in de bontjas van zijn moeder naar school ging. Mijn vader was bankdirecteur in Boxmeer. Achter de bank lag een parkeerplaats die niet gebruikt werd. Ik had gevraagd of ik daar een groentetuintje mocht aanleggen. Binnen de kortste keren had ik daar een wietplantage waarmee ik de hele middelbare school van wiet kon voorzien. Een van de klanten herkende die planten en tipte mijn vader, de dag daarna was de hele plantage gekortwiekt. Vervolgens werd daar thuis nooit maar één woord over gezegd. Al dat verzet heeft me veel gebracht, maar ook voor lange tijd verhard als persoon. Ik durfde maar moeilijk bij mijn gevoelswereld te komen. Dat heeft de schilderkunst me gebracht, die gevoelswereld en voor die rijkdom ben ik de schilderkunst dankbaar. Het leert je om niet te stellig te zijn, maar ruimte te geven.’

 

Schilderen maakt je een ander mens?

'Het is niet het schilderen dat me verandert, maar de input die ik krijg als mens. In het schilderen worden de veranderingen zichtbaar die ik als persoon doormaak. Daar is in mijn geval wel veel in veranderd. Van een macho die het allemaal wel wist en zijn gevoelswereld onderdrukte, beweeg ik steeds meer naar intuïtie en gevoel. Het komt ook tot uiting in mijn leefplek: sinds een kleine tien jaar woon ik samen met mijn partner Maartje Frenken midden in de natuur. Maartje is ook kunstenaar, we werken er in afstemming op de natuur en op elkaar.’

 

Die gevoelswereld is iets dat je hebt moeten ontdekken in jezelf?

‘Dat plantje heeft voeding nodig gehad om te ontplooien en vervolgens in de schilderkunst tot uiting te komen en daar speelt Maartje een belangrijke rol in. Ze is een uitgesproken gevoelsmens, zachtheid is ook een woord wat haar past. En eigenlijk is zachtheid veel stoerder, want er is lef nodig om kwetsbaarheid uit te durven dragen. Dat heeft ze duidelijk gestimuleerd in mij, we maken een soort levensdans samen die elkaars kwaliteiten voedt. Je gevoelswereld blijft een onbekende ruimte, daar blijf je op een positieve manier altijd dingen ontdekken. Ik moet nu weer denken aan dat ‘alles’ uit de titel. Alles klinkt als alles. Alles klinkt absoluut, niks meer of minder. Terwijl kosmisch gezien, denken we dat er geen einde is  aan alles. Is er dan wel een alles? Wat betekent het dan nog eigenlijk? Bij ‘mijn begin kun je die vraag ook stellen. Wat draag ik al niet bij me als foetus, zwevend in een buik?’

 

Kun je bij het maken van werk ook zo’n begin aanwijzen?

‘Dat verschilt per werk, maar vaak is het de horizon. Die is er dan als eerste. Je moet toch een richting hebben in het leven. Maar de horizon is niet meer dan een overgang tussen twee gebieden, tussen hier en daar. Om het ‘daar’ een plek te geven moet je eerst het ‘hier’ creëren.’

 

Al gauw gaf je aan dat je de tentoonstelling wilde delen met kunstenaars uit een andere discipline…

‘Ja, dat voelde heel natuurlijk, maar ook spannend. Ik was wel eens naar concerten van Jeroen (van Veen) geweest. Ik was fan van zijn werk, maar kende hem niet persoonlijk. Dus toen hij plots in mijn atelier stond was dat even wennen, zeker toen hij direct naast me stond om geluid op te nemen terwijl ik aan het werk was. Dat zou ik anders nooit toelaten, schilderen is toch alsof je in je blootje staat. Maar ik merkte bij hem eigenlijk meteen een connectie; we raakten elkaars aandacht. Ik hoop dat de ‘soundtrack’ die Jeroen componeert, de ruimte die ik in mijn schilderijen creëer ook in geluid hoorbaar maakt.’

 

Piet Hein Eek kennen de meeste mensen vooral als meubelontwerper..

‘Piet ken ik al langer, ik had enkele jaren terug samen met Maartje al eens een tentoonstelling in zijn galerie in Eindhoven. Piet werkt heel intuïtief, hij denkt als een kunstenaar. De vraag aan hem was vrij abstract: kun je een soort zitmeubels maken die niet herkenbaar zijn als meubel, maar waar je wel op mag zitten. Hij maakte er een zoektocht van voor zichzelf: welke spullen heb ik al jaren in de werkplaats liggen zonder dat ik ze ooit heb gebruikt? Wat ligt er in de weg, of is zo alledaags dat ik het over het hoofd zie en kan ik daar dan toch iets functioneels mee maken? Piet heeft daar een duidelijk idee bij, tegelijkertijd heb ik nu nog geen idee wat hij precies gaat maken.’

 

Daar komt het onbekende weer om de hoek kijken…

‘Eigenlijk wel. Door Jeroen en Piet uit te nodigen heb ik een deel van de controle uit handen gegeven. Wat zij doen wordt heel bepalend voor de tentoonstelling, tegelijkertijd krijgen zij alle vrijheid om dat in te vullen. Zoals ik dat zelf in het schilderen leerde probeer ik dat nu ook op deze manier: loslaten, zelf niet te stellig zijn en ruimte geven aan anderen. In het vertrouwen dat er dan iets moois ontstaat.’

 

Over de kunstenaars

 

Toon Laurense (Venray, 1958). Na studies filosofie en wiskunde in Nijmegen studeerde hij aan de kunstacademie in ’s Hertogenbosch. Zijn werk bevindt zich in diverse collecties, o.a. Museum Van Bommel Van Dam Venlo, Noord-Brabants Museum ’s Hertogenbosch en Museum Jan Cunen in Oss. Toon Laurense woont en werkt in St Michielsgestel.

 

Piet Hein Eek (Purmerend, 1967 studeerde in 1990 af aan de Design Academy Eindhoven met zijn inmiddels klassiek geworden sloophouten kast. In tegenstelling tot de in die tijd gebruikelijke overdaad in design, koos hij met zijn sloophouten kast voor simpel materiaal, sobere vormgeving en eenvoudige productie in zijn eigen werkplaats. Eek ontwerpt met het materiaal, de fabricagetechniek en het ambacht als belangrijkste focus. In 2010 verhuisde hij met zijn bedrijf naar een voormalige Philips-fabriek in Eindhoven waar hij tevens een restaurant, winkel, kunstgalerij, evenementenzaal en een hotel opende.

 

Pianist en componist Jeroen van Veen (Herwen en Aerdt, 1969) begon op 7-jarige leeftijd met pianospelen. Hij volgde zijn opleiding aan het Utrechts Conservatorium waar hij in 1993 afstudeerde bij Alwin Bär en Hakon Austbö. Sindsdien speelde hij concerten over de hele wereld en nam meer dan 250 cd’s op voor diverse labels, veelal in de minimal music stijl. Tijdens twee ligconcerten op zondag 7 april speelt hij in Odapark de Canto Ostinato van Simeon ten Holt en werken van Ludovico Einaudi.

 

 

Colofon

 

Samenstelling

Toon Laurense en Joep Vossebeld

 

Organisatie

Hester van Tongerlo

 

Grafisch ontwerp

Inge Korten

 

Tekst

Joep Vossebeld

 

Mede mogelijk gemaakt door

Mondriaan Fonds

Provincie Limburg

Gemeente Venray

 

Met speciale dank aan

De vrienden, sponsoren en vrijwilligers van Odapark

 

mister motley 22 8 2019


 

22-08-2019 ALEX DE VRIES

Maartje Frenken (1961) en Toon Laurense (1958) zijn allebei kunstenaar en met elkaar getrouwd. Ze hebben altijd hun gezamenlijke leven liefdevol gedeeld, maar hun kunstenaarschap vooral zelfstandig, onafhankelijk van elkaar beoefend met verschillende werken, in afzonderlijke ateliers en met een andere ontvangst in de tentoonstellingspraktijk en bij verzamelaars. Toch is in de loop van tientallen jaren een meer en meer symbiotische verhouding in hun werk aan het ontstaan. Ze geven daar blijk van in hun vorig jaar verschenen gezamenlijke publicatie ‘With You’.


Waar Toon Laurense abstract werkt en Maartje Frenken figuratief zie je in ieders werkwijze meer en meer overeenkomsten in sfeer en beleving van de verbeelding. Ze wonen en werken sinds 2017 in het buitengebied van Sint-Michielsgestel waar ze achter hun woonhuis ieder een eigen atelier hebben, die eruitzien zoals een kind een huisje tekent. De werkruimte van Toon is vooral een binnenwereld zonder uitzicht naar buiten, terwijl Maartje uitkijkt over het landschap om haar heen.
 

Maartje Frenken werd in Sint-Michielsgestel geboren in een kunstenaarsfamilie en ze is altijd in de buurt gebleven in Noord-Brabant. Heel lang woonde ze met haar man en hun twee zonen in ’s-Hertogenbosch waar ze ook allebei een atelier hadden. Nu wonen ze weer op de geboortegrond van Maartje. Deze stap betekent onverwacht veel voor haar, geeft haar werk een meer aardse grondslag en tegelijkertijd een doorvoeld besef van eindigheid die oplost in kleur en licht en donker. Bij Toon Laurense leidt de nieuwe woon- en werksituatie tot een verschuiving van zijn blik. Waar zijn vroegere werk vooral naar de einder keek, naar de verhouding tussen land en lucht en hoe ze naar elkaar toe trekken, zie je dat hij nu naar de grond kijkt, opkijkt naar wat voor hem is, om vervolgens de ogen op te slaan naar de hemel. Die beweging van het kijken zorgt ervoor dat zijn werk nog minder dan voorheen refereert aan de zichtbare werkelijkheid, en des te meer inzicht biedt in hoe de werkelijkheid atmosferisch door hem wordt beleefd. Tegelijkertijd worden de schilderijen van Maartje Frenken van bloemen, planten en mensen ijler, zelfs als ze een donker palet kiest, waarbij ze opgaan in de materie waarmee ze zijn verbeeld.

Als ik achter het station van ’s-Hertogenbosch op Toon Laurense sta te wachten, komt er een jongen van een jaar of 17 op me af in een blauw Adidas jack en een spijkerbroek op gympen met half lang, sluik zwart haar. Het is toch heus Toon zelf, die al 60 is, die me daar tegemoet treedt. Altijd maakt hij de indruk dat hij net van de middelbare school komt en het leven gretig omarmt, om alles wat op zijn pad komt te verkennen. Hij is altijd bereid om iets te doen waarmee hij voor het eerst in aanraking komt, alsof het zijn eerste dansles is, of zijn eerste live concert, een buitenlandse reis, zijn eerste kus, dronkenschap, high zijn, optreden met zijn band, stuk gaan, beter worden, een schilderij maken, filosofie studeren, naar de kunstacademie gaan, vader zijn, een dierbare begraven, een expositie maken, een boek publiceren, zijn werk verkopen, een huis kopen, een atelier bouwen, een hartinfarct krijgen. Dat hartinfarct kreeg Toon Laurense drie jaar geleden en dat in een periode dat Maartje Frenken net was hersteld van borstkanker. In die situatie hadden ze vooral elkaar, hun samenzijn was het medicijn tegen het levenslot.

 

De gulzigheid naar het leven kent Maartje in een heel andere mate dan Toon. In de kunstenaarsclan die de familie Frenken is, weet iedereen alles zo goed, dat zij dat compenseert met een vorm van zelftwijfel, aarzeling en het zoeken naar haar eigen vermogen dat ze vooral ervaart als het overwinnen van onvermogen.
Om te beginnen ging ze niet naar de kunstacademie, maar volgde ze een dansopleiding. Bij haar gaat het vooral over een grote ontvankelijkheid voor intimiteit die je niet zomaar met willekeurig wie deelt. Je ziet dat ook aan haar werk, dat vaak teer, voorzichtig, afgewogen en tactiel is. Tegelijkertijd is ze in de omgang met haar werk bruusk en is ieder schilderij een vorm van spontane contactimprovisatie van verf op linnen. Toch komen haar schilderijen niet snel tot stand. De ontstane choreografie ervan stelt ze steeds nauwkeurig bij. Wat improviserend ontstaat wordt met geduld beproefd.

 

Voor beiden is het maken van een schilderij steeds opnieuw het betreden van onbekend terrein. Ze maken zich ergens mee vertrouwd. Ze kunnen wat al bestaat als iets nieuws benaderen, ook de verworvenheden van de kunst. Maartje Frenken hanteert welhaast het idioom van een 19deeeuwse impressionist en Toon Laurense verhoudt zich met Piet Mondriaan en Jackson Pollock alsof het zijn huidige kunstenaarsvrienden zijn. Toch leiden die verhoudingen met de kunstgeschiedenis niet tot achterhaald werk. Beiden zijn ze in staat die belangstelling in een hedendaagse, persoonlijke beeldtaal een ander aanzien te geven. Wat de kunst te bieden heeft benaderen ze als een beweeglijke golfslag, waarbij stromen over elkaar heen duiken. De hedendaagse kunst is niets anders dan de branding van de oceaan die de kunstgeschiedenis is.

De werkwijze van Toon Laurense in het schilderen is vreemd genoeg veel meer die van een op een levensritme bewegende danser dan die van Maartje Frenken. Zij zoekt in het schilderij eerder verstilling; het beweeglijke van natuurlijk groei wordt een spiegel van innerlijke beschouwing. Ook als ze dansante menselijke figuren schildert, gaat het niet zozeer om de uitdrukking van een bewegingspatroon, maar om het manifest maken van het geven van een teken. Iemand maakt een gebaar, steekt zijn hand op of houdt een brandende toorts in de lucht om iets in zichzelf een halt toe roepen, om de aandacht te vestigen op hoe iets er nu voorstaat. Wat eraan voorafgaat en wat erna komt is wel detecteerbaar, maar doet er in het schilderij als zodanig niet toe. Het gaat om het paradoxale van het tijdloze hier en nu.

 

Toon Laurense gebruikt zijn schilderijen veel meer om de afstand tot de wereld te overbruggen. Er zijn schilderijen die eruitzien als satellietopnames van miljoenensteden waar de talloze kleurvlakjes de platte daken van gebouwen zouden kunnen zijn. Die architectonische referentie wordt weer ontkracht door de meer geologische bewegingen in het werk, de stromen verf die stollen, de reliëfs die over de doeken golven, de sliertige strepen die als atmosferische aanduidingen werken, de mathematische disharmonie van onnavolgbare systemen. Hij brengt alles samen tot een geschilderde eenheid van een gecontroleerde orde die zich tegelijkertijd voordoet als chaotische wanorde. Toon Laurense schildert door in de verf te duiken en Maartje Frenken door de verf te omarmen.

Toon Laurense is in staat zich over zijn voorbehoud heen te zetten, zijn eigen beperkingen als te overwinnen bekrompenheid te zien en zich open te stellen voor benaderingen die hij geneigd is gevoelsmatig af te wijzen. Maartje Frenken werkt eerder vanuit het idee om het gevoel van afwijzing te bestrijden en zichzelf te vinden in een krachtige verbeelding van wat kwetsbaar is. Bij een schilderij van bloeiende planten zegt ze: “Een bloem verzin je niet. Ik moet altijd weer aan de natuur wennen. Het is toch onvoorstelbaar dat planten door asfalt van een weg breken, daar doorheen groeien en tot bloei komen. De natuur krijg je er niet onder. Het overweldigende ervan is nooit vanzelfsprekend.” Toon Laurense en Maartje Frenken zijn in het overweldigen van elkaar wilskrachtig en weerloos tegelijkertijd.


 

NL EN

MET DANK AAN

EEN BIJDRAGE DOEN AAN MISTER MOTLEY